Vita Beati Gerlaci Eremytae


HOOFDSTUK II

Over de eerste fase van zijn bekering

 3. Toen het aan de Hemelse Gratie behaagde om Haar dienaar Gerlach uit de slavernij van Babylon te bevrijden, en hem te Jeruzalem tot een kranig verdediger en trouw dienaar van onze hemelse moeder te maken, gebeurde het dat Gerlach op zekere dag, zoals hij dat vaker deed, zich met zijn medestrijders begaf naar een ridderlijk steekspel - in de volkstaal toernooi geheten. Hij bekleedde in het leger inderdaad een funktie die in onze taal "ridtmeister", dat is soldatenmeester 1), wordt genoemd, een funktie die eertijds met de naam krijgstribuun werd aangeduid.

Op een afgesproken dag stonden de afdelingen voor een militaire oefening opgesteld aan de voet van een vesting van Julius Caesar - naar hem trouwens Gulik 2) genoemd - en Gerlach reed in volle wapenrusting aan het hoofd van de soldaten die onder zijn bevel stonden naar de plaats waar de kamp zou plaatsvinden.

 4. Reeds stond hij klaar om het gevechtsterrein te betreden, reeds hield hij zijn schild voor de borst en bracht hij zijn lans in gereedheid, toen hij door het bericht van een grote tegenslag - het overlijden namelijk van zijn echtgenote - werd getroffen en een diepe zucht slaakte. Maar geraakt door de dauw van de hemelse genade gingen weldra de ogen van zijn verstand open en hij begreep dat rijkdom vergankelijk is, dat ereposten voorbijgaand zijn, dat ze niets anders betekenen dan ijdelheid en bedrieglijke illusie.

Dadelijk en ten aanschouwe van de grote menigte strijders die daar bijeengekomen was, legde hij zijn bandelier af. De borstplaten en het tuig van zijn paarden, de luister en de glans van zijn wapen offerde hij aan de Heer, zoals de vrome koning en profeet David dat deed met water van Betlehem. Plechtig verklaarde hij voor die dingen voortaan geen belangstelling meer te hebben, ze niet meer ter hand te zullen nemen, nu zijn aandacht gevestigd was op een waardevoller leven. Naar het voorbeeld van de Verlosser, op weg enkele dagen vóór zijn passie, nam hij plaats op de rug van een nederig ezeltje en keerde aldus terug naar zijn eigen streek. Deze onverwachte en belangrijke beslissing wekte een niet geringe verwondering bij eenieder die er getuige van was. 

Noten

1. De Latijnse naam is "equitem magister",  dit is ruiterijmeester.
2. Cluverius heeft het, naar ik meen, bij het rechte eind, als hij de naam afleidt van Julia Agrippina, de moeder van Nero. Gulik is de hoofdplaats van een uitgestrekt hertogdom tussen Rijn en Maas.

 

<< VORIGE                                                                               <<TERUG>>                                                                                VOLGENDE>>