Vita
Beati
Gerlaci
Eremytae
HOOFDSTUK XII
Hoe
hij herhaaldelijk op de proef werd gesteld door boze geesten en
mensen
31.
En zie, de beproeving door boze geesten en mensen begon opnieuw en
beukte met herhaalde slagen, zoals een stormram doet, op de man
die door hemelse zaken in beslag was genomen. Ze spande zonder
ophouden de valstrikken van de ontgoocheling en de netten van de
bekoring tegen hem en plaatste strikken om hem te vangen. En
inderdaad, als de man Gods ‘s nachts in de slaap zijn ledematen
herstelde van de inspanning van de dag, zag de boze geest met lede
ogen hoe hij rust genoot, hoe kortstondig deze ook was. Nu eens
liet hij rond de cel waarin Gerlach rustte, de kreten en het
geraas weerklinken van aanstormende vijanden; andere keren
blootste hij het gekraak na dat rovers maken die heimelijk willen
inbreken en de toegang forceren. En met duizendvoudige andere
listen verontrustte hij de man Gods. Ook gebeurde het dat hij deed
alsof hij een rover en dief was - wat hij in werkelijkheid ook is
- en dat Gerlach kon horen hoe hij als een rover rondom de cel
sluipend tegen zijn trawant zei: "Loop toch voorzichtig, pas op
dat ge geen lawaai maakt met uw voeten, want hier in deze cel ligt
iemand die nooit slaapt". Als de man Gods dan naar buiten
kwam en niemand zag, begreep hij dat het weer een gemene streek
van de boze geest was geweest. Een andere keer, toen Gerlach zijn
gebruikelijke, godvruchtige bedevaart naar de Heilige Servatius
volbracht, kwam de oude vijand op hem af en schoof de massa van
een grote berg voor zich uit. Daartegen verdedigde de man Gods
zich door het tonen van een klein kruis dat hij steeds op de borst
droeg en dat nu nog gewoonlijk door de bedevaartgangers wordt
gekust. En zo verijdelde hij door de kracht van het triomferende
vaandel het waanbeeld van zijn tegenstander. En zoals het
volksgezegde het uitdrukt: "Liefde overwint alles", zo overwon de
zalige man in alle omstandigheden dankzij Diegene Die hem lief
had.
32.
Nu zal ik iets ongehoords, iets wonderbaarlijks vertellen, iets
wat nu nog levende mensen beweren vernomen te hebben van hun
ouders. Zij hadden gezien hoe Gerlach tijdens een uiterst strenge
winter blootsvoets door een dikke laag sneeuw ging en dat van zijn
voeten een hete damp opsteeg, als uit een ketel boven gloeiende
kolen. Ongetwijfeld gebeurde dat doordat zijn geest en zijn
ledematen dat vuur voedden, dat de Heer Jezus op aarde bracht en
dat Hij hevig wilde zien branden.
Er zijn er ook
die het volgende vertellen: toen hij op zekere dag aan het
eindpunt van zijn gebruikelijke nachtelijke wandeling bij de kerk
van de Heilige Servatius aangekomen was, en de deur nog gesloten
vond, omdat het uur van de metten nog niet was aangebroken, ging
de kerkdeur vanzelf voor hem open zonder dat iemand ze ontsloot.
33.
Bij dit alles kwam nog dat de monniken van het klooster te
Meerssen en de clerici, in wier parochie de man Gods woonde,
naijverig en woedend loochenden wat God door toedoen van Zijn
dienaar tot stand bracht. Ze haatten hem en hadden geen
vriendelijk woord voor hem over. Het kwam zo ver dat ze vertelden
dat de man Gods uit hun gemeenschap diende gesloten te worden,
omdat hij, nochtans met toestemming en op gezag van de bisschop,
godsdienstige plechtigheden liet celebreren buiten de
parochiekerk. Dat ze dit niet na rijp overleg, maar in een
opwelling van onverantwoorde opwinding wilden doen, blijkt
overduidelijk uit het volgende: indien ze een paragraaf van het
kerkelijk recht, enige wettekst of een argument uit de Canones
hadden kunnen inroepen tegen de man Gods, dan hadden ze van de
kerkelijke censuur wel verkregen dat er een verbod zou worden
uitgevaardigd tegen de goddelijke diensten in de cel van de zalige
man - de Heilige Stoel vaardigde voldoende gezanten af naar de
streek hier. Maar hier gebeurde hetzelfde als in het boek van de
Dialogen te lezen staat: zoals daar een priester heftig uitviel
tegen de Heilige Benedictus, toen deze een klooster liet bouwen in
zijn parochie 1), zo
wakkerden hier ook enkelen, die hun ongegrond verwijt tot de
Heilige Gerlach richtten, de woede op; en zoals die priester de
goddelijke wraak onderging van het onrecht dat hij de Heilige
Benedictus had aangedaan, zo riepen ook de ergste vervolgers van
de Heilige Gerlach, zijn felste beschimpers, zijn hevigste
tegenstanders, hun verdiende straf over zich af. Ten gepasten
tijde zullen we hierover uitvoeriger vertellen.
Noot
1. Verhaald in
de Vita van de Heilige Benedictus, 21 maart.
|